Ze startte haar loopbaan als dierwetenschapper, maar gooide het roer al snel om en volgde de lerarenopleiding om biologiedocent te worden. Een stap waar Anouk Rikken geen seconde spijt van heeft. Sinds kort geeft ze les op het Liemers College. Hoe bevalt dat?
Vanwaar jouw switch?
“Na mijn studie Dierwetenschappen in Wageningen deed ik onderzoek naar dieren. Ik had mijn zinnen specifiek gezet op diervriendelijk onderzoek, maar daar kwam ik niet tussen; de concurrentie was enorm. In mijn vrije tijd gaf ik al bijles aan kinderen van familie en vrienden. Dat gaf me veel voldoening. Nadat ik bij bevriende VO-docenten in de klas ben gaan kijken, wist ik het zeker: ik meld me aan voor de lerarenopleiding en word docent Biologie.”
Hoe verliep je eerste tijd als beginnend docent?
“Met nul onderwijservaring solliciteerde ik op een vacature voor vervangend docent in Huissen. Ik begon met drie klassen en eindigde met vijf. Een flinke uitdaging voor een starter, maar ik vond het super leuk. Daarna kwam ik terecht op het Olympus College in Arnhem; mijn eerste Quadraam-school. Ook daar had ik het naar mijn zin. Helaas was dit een tijdelijke functie, waardoor ik verder moest solliciteren. Toen viel mijn oog op een vacature bij de locatie Heerenmäten van het Liemers College in Zevenaar.”
Wat voor beeld had je vooraf van deze school?
“Mijn verwachtingen waren torenhoog. Op voorhand had ik van verschillende mensen namelijk al enthousiaste verhalen gehoord. Hoewel het in eerste instantie ging om een tijdelijke functie van een paar maanden, heb ik vanwege die positieve geluiden toch gesolliciteerd. Inmiddels weet ik dat ik in ieder geval dit hele schooljaar kan blijven. En ik hoop op langer, want het bevalt ontzettend goed.”
Wat is je in positieve zin opgevallen?
“Ik ben vooral onder de indruk van de werksfeer en collegialiteit op deze school. Iedereen staat voor elkaar klaar. Niet alleen binnen de eigen sectie, ook daarbuiten. Ik heb nooit het gevoel dat ik er alleen voor sta. Ik kan bij iedereen terecht, of het nu een collega-docent, mijn afdelingsleider of de nieuwe-docenten-begeleider is.”
Je geeft les aan veel verschillende leeftijdsgroepen. Hoe is dat?
“Klopt. Ik heb nu in totaal acht verschillende havo- en vwo-klassen, van brugklassers tot vijfdejaars. Van alles wat dus. En dat maakt het juist interessant, want elke leeftijd heeft z’n charme. Eerstejaars leerlingen zijn onbegrensd enthousiast. Ze vragen alles wat in hen opkomt. In de bovenbouw ga je met de lesstof echt de diepte in en kun je als docent je kennis inzetten. Juist die combinatie vind ik zo boeiend.”
Met welke drive sta jij voor de klas?
“Ik houd ervan om mijn fascinatie voor alles wat leeft over te brengen op leerlingen. Dat doe ik het liefst in de vorm van practica en demonstraties; ik laat leerlingen graag ervaren en verwonderen. Die verwondering zie je bijvoorbeeld op het moment dat je een geraamte van een mens en een hond naast elkaar zet en leerlingen ontdekken dat de botten overeenkomen. Of wanneer ze een kippenhart en een varkenshart ontleden. Dan komt de theorie tot leven. Prachtig!”
Hoe is het om in deze bijzondere tijd les te geven?
“Ik vind het wel frustrerend dat het contact met leerlingen als gevolg van het coronavirus beperkter is. Voorheen ging je even naast iemand aan tafel zitten, nu moet je achter die geelzwarte lijn op de vloer blijven staan. Het is niet anders. Het daagt je tegelijkertijd ook uit om met meer afstand toch goed onderwijs te geven.”
Wat is jouw tip voor andere, startende collega’s?
“Ga het wiel niet opnieuw uitvinden; vraag om hulp. Dat scheelt je veel tijd. Het is belangrijk dat je niet meteen verdrinkt in je werk. Dat je de ruimte voelt om te genieten van het lesgeven en de mogelijkheid aangrijpt om nieuwe lesvormen uit te proberen.”
Wanneer heb jij een topdag?
“Laatst zei een vijfdejaars vwo-leerling tegen me: ‘Super fijn, mevrouw. Vorig jaar snapte ik er geen bal van. Met uw uitleg heb ik het ineens door.’ Dat is dan wel echt een geluksmomentje hoor!”